Er zijn heel veel oude archieven beschikbaar waarmee historisch onderzoek gedaan kan worden naar onder andere tot leven wekken van oude veldnamen of het lokaliseren van oude boerenerven. Tegenwoordig zijn deze ook steeds meer online te vinden. De archieven de hier ter sprake komen zijn de zogenaamde cijnsboeken of cijnsregisters van Helmond.
In het begin van de 13 eeuw breidde de Hertog van Brabant zijn invloed steeds verder uit naar het noorden. De hertog had zijn machtsbasis in Leuven en had ambities om ook het huidige Noord-Brabant onder zijn controle te krijgen. Het is ook in deze tijd dat de steden Den Bosch, Eindhoven en Helmond werden gesticht. Ook het Brabantse platteland veranderde sterk aan het eind van de 12e eeuw. De bevolking groeide hard en er was land nodig waarop boeren konden leven, en de opkomende steden hadden ook steeds meer behoefte aan de productie van voedsel. Een groot gedeelte van het oppervlakte land was in die tijd nog niet in cultuur gebracht, maar was ‘wildernis’.
In principe beschouwde de hertog alle gronden toe aan zichzelf, aan enkele uitzonderingen na zoals grond van kloosters of sommige lokale heren. Om de groeiende bevolking van land te voorzien werden percelen ontgonnen en uitgeven aan particuliere boeren. In ruil hiervoor moesten de boeren een jaarlijks bedrag betalen, cijnzen genoemd.
De heer van Helmond maakte in 1314 een deal met de hertog van Brabant waardoor hij in het bezit kwam van het recht om de cijnzen te heffen in de meeste dorpen van de Meierij. De hertogelijke cijnzen moesten daarom betaald worden aan de heer van Helmond. Dit was overigens alleen van toepassing van percelen land uitgegeven tussen 1190 en 1314. Percelen van na 1314 moesten weer betaald worden aan de hertog. Ons onderzoek richt zich echter specifiek aan de Helmondse cijnzen.
De Cijnsregisters van Helmond zijn een interessante bron om meerdere redenen. Ten eerste zijn ze zeer goed bewaard gebleven en de oudste registers dateren van 1340. Lange tijd waren de registers een raadsel en was de echte betekenis moeilijk te bevatten. Mede door het werk van Martien van Asseldonk is dit een stuk duidelijker geworden. De interpretatie van de registers kan wel heel lastig zijn, vooral van de oudste registers. Deze zijn ook nog in het Latijn geschreven. Waar ons onderzoek zich vooral op zal richten is het lokaliseren van de opgeschreven cijnzen omdat deze in principe gelinkt zijn aan een vast perceel land.

Verder ook nog te betalen voor wederom land in het Hoogland, Hoefke, Windervlaes en Berendonk.
Omdat de Helmondse cijnzen niet aflosbaar waren en voor eeuwig geldig, zijn alle percelen hierin dus afkomstig uit de periode 1190-1314. Pas aan het begin van de 19e eeuw werden na Frans voorbeeld de cijnzen aflosbaar. Dit wil zeggen dat de jaarlijkse betalingen konden worden afgekocht met een vast bedrag, en dan was men er van af. De laatste cijnzen werden afgelost rond 1850.
Er zijn ook vele obstakels die dit onderzoek lastig maken. Zo zijn de vermeldingen in de eerste eeuwen vrij summier. Er worden weinig toponiemen gebruikt, vaak alleen de naam van het gehucht. Dit maakt het moeilijk om percelen te lokaliseren. De registers uit de 18e eeuw hebben wel meer toponiemen.
Het doel is om alle cijnsvermeldingen te lokaliseren van het gebied Olen-Stad van Gerwen-Nieuwe Dijk. Dit omdat in dit gebied relatief veel van deze cijnzen te vinden zijn. Dit wil zeggen dat er veel land ontgonnen is hier tussen 1190 en 1314. En bijkomstig voordeel is ook dat dit gebied niet is verstoord door woonwijken of industrieterreinen waardoor het relatief authentiek is. Ook kunnen dan oude veldnamen weer gelokaliseerd worden.

Een mooi voorbeeld van een gelokaliseerde cijnsvermelding staat hieronder. Omdat deze goed omgeschreven was, is deze vermelding makkelijk te traceren. In dit geval gaat het om het huidige Stad van Gerwen 16. Onderstaande register komt uit de 19e en 18e eeuw. Maar deze vermelding zal dus ook al aanwezig geweest zijn in de oudste registers, de cijnzen ‘liepen’ in de loop van de eeuwen immers gewoon door, alleen de boeken werden vernieuwd.
Dit perceel vindt zijn oorsprong dus in de periode 1190-1314. Soms werd bij deze uitgegeven percelen ook een boerderij geplaatst. Gezien de ligging van dit perceel is de kans hierop groot. Dit is dus een oud boerenerf. De oude percelen werden ook vaak voorzien van afscheiding in de vorm van een gracht, heg of houtwal.


Het zal een lange tijd duren voordat alle vermeldingen zijn gelokaliseerd. Sommige vermeldingen zullen lastig worden of misschien niet mogelijk om te lokaliseren. In ieder geval zullen ze te vinden zijn in de toekomst op deze website.
Frank Raaijmakers
Bronnen:
Census domini ducis – Martien van Asseldonk
Hoenen en kapoenen – Y.J.A. Wellings, C.J.M. van der Heijden, J.G.M. Sanders
Zie ook:
https://www.bhic.nl/onderzoeken/forum/cijnsregisters-helmond en de daar opgemerkte informatie
Het betreft hier een bericht op het forum van het BHIC met diverse reacties.
Bedankt voor je aanvullingen.
Het cijnsboek van 1340 heeft betrekking denk ik op de cijnzen van de hertog zelf, en niet uit het cijnsregister van Helmond?
Dat klopt.
De op het Forum geplaatste opmerkingen (Nuenen in enkele registers) hebben betrekking op de Helmondse cijnsregisters.
Mvg
Hans Vogels